Lessen voor geestelijk leiders


Tienden geven - moet dat nog vandaag?

Tienden geven, moet dat nog vandaag? - Uit ervaring weten we, dat het helemaal niet verkeerd is als christenen die de Heer Jezus liefhebben, ook geleerd worden om regelmatig (b.v. maandelijks) te geven aan het werk van God. Een gemeente kan nu eenmaal moeilijk de rekeningen betalen als er geen regelmatige giften binnen komen. In die zin is het geven van tien procent van ons inkomen helemaal niet verkeerd, wij zelf hebben het altijd zo geleerd en we weten ook dat God het zegent. Vooral als men God niet met een fooi wil afschepen en men zich daarom afvraagt, 'hoeveel is redelijk om te geven', dan is tien procent een goede norm. Waarom? Omdat God dit in de Bijbel ook opdroeg aan Israël. Aan de andere kant willen we ook eerlijk zijn, er is in de Bijbel geen wet die een Nieuw Testamentisch christen dwingt om tienden te geven.

Helaas zijn er toch nog steeds predikers die ons willen laten geloven dat we alleen financieel gezegend kunnen worden door de Heer, als we maar trouw tien procent van onze maandelijkse inkomsten, vooral aan hun kerk, gemeente of organisatie geven. Daarnaast heb je ook weer mensen die dit zo serieus nemen, dat ze vervolgens weer in de knoop raken, omdat ze niet weten of ze het van hun bruto of netto inkomsten moeten betalen en ook van hun vakantie geld of dertiende maandsalaris. Maar…de grote vraag is natuurlijk altijd wat de Bijbel ons feitelijk hierover zegt, want als het Bijbels niet te onderbouwen is, dan zijn het dus wetten van mensen en niet van God.

Daarom nu…wat zegt de Bijbel?
De eerste keer dat we in de Bijbel over tiende geven lezen is in Genesis 14. Daar lezen we hoe Abraham, Lot net had bevrijd en nadat hij een aantal koningen had overwonnen, ontmoette hij Melchizedek die genoemd wordt een priester van God. Deze Melchizedek zegende Abraham en vervolgens schonk Abraham hem een tiende deel van de buit die hij had veroverd op de koningen.

Feitelijk is dit niet zo'n sterk Bijbels argument voor het geven tiende, want we lezen maar één keer dat Abraham een tiende geeft en nog niet eens van zijn inkomsten, maar van de oorlogsbuit.

In Genesis 28:22 lezen we vervolgens weer van de tiende en wel van Jakob die God de belofte doet; 'Van alles wat U mij geven zult, zal ik U zeker het tiende deel geven'. Hierbij kan men zich afvragen aan wie hij dat dan gegeven zal hebben. Er waren geen priesters, geen tempel. Misschien gaf hij het aan de armen en offerde hij er een deel van aan de Heer, bijvoorbeeld van de oogst of het vee. Maar het belangrijkste is dat het hier duidelijk niet om een gebod van God gaat, maar om een belofte van Jakob aan de Heer. Men kan hier dus ook niet zeggen dat op basis van deze tekst, men verplicht zou zijn God een tiende van de inkomsten te offeren.

Hieruit kunnen we gerust concluderen dat, voordat de wet van Mozes was ingesteld, men nog helemaal niet verplicht was om de tiende te betalen.

De wet van Mozes.
Pas later als de wet kwam, werd ook de tiende een onderdeel van die wet. De tienden geven werd ingesteld onder de wet van Mozes en was dus toen wel een gebod voor de Israëlieten. Er werd toen tienden gegeven van de oogst, van de vruchten en van de eerstgeboren dieren. Daarvan moest men dan wel het beste geven wat men had. Het ging dus in eerste instantie feitelijk niet over geld. De reden echter waarom God dit gebod instelde, had te maken met het levensonderhoud van de Levieten. Zij diende in de Tabernakel en mochten van God geen bezittingen hebben zoals de andere stammen van Israël. Dus waren ze volledig van deze tienden afhankelijk. (Lees Deut.10:9 en Num.18:21)

Toen Jezus op aarde was werd er door de Israëlieten nog steeds tienden gegeven, om de eenvoudige reden dat Israël nog steeds onder de wet leefde en het geven van de tiende nog steeds beschouwd werd als een onderdeel van de wet.

Maar hier komt nu het misverstand.
Men kan nu niet zeggen dat dit dan ook maar automatisch geldt voor de Nieuw Testamentische gemeente die geboren is op de Pinksterdag. Want we zijn door Jezus vrij gezet van de wet en dus ook van de wet van de tienden. (Rom.7:6)

Dat verstaan we ook uit het volgende voorbeeld. Tijdens een vergadering van de apostelen te Jeruzalem, wat we kunnen lezen in Hand. 15. Hier wordt klaar en duidelijk gezegd dat de heilige Geest de heidense volkeren die tot het geloof in Jezus kwamen, geen andere lasten meer zal opleggen, dus ook niet de wet van de tiende. (Lees speciaal vers 28,29)

God beroven?
De mensen die zich toch nog aan de oud Testamentische wet van de tiende vasthouden, refereren vaak naar de volgende tekst uit Mal.3:8-10:

Zou een mens God beroven? Werkelijk, u berooft Mij! En dan zegt u: Waarvan beroven wij U? Van de tienden en het hefoffer! U bent door de vloek getroffen, omdat u Mij berooft, als volk in zijn geheel. Breng al de tienden naar het voorraadhuis, zodat er voedsel in Mijn huis is. Beproef Mij toch hierin, zegt de Heer van de legermachten, of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen, en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn.

Men stelt dan op basis van deze tekst, dat we God beroven als we geen tiende betalen en dat God ons aanmoedigt Hem op de proef te stellen (of uit te dagen), of Hij zich wel aan Zijn belofte zou houden. Als we even nadenken dan moeten we toch inzien dat het zeer onwaarschijnlijk is dat God zich door ons laat uitdagen, in de zin van "laat ik maar eens mijn tiende geven en even kijken of God wel te vertrouwen is?" Dat kan toch nooit zo door God bedoeld zijn.

Maar waar gaat dit Bijbelgedeelte nu werkelijk over? In het boek Maleachi roept God het volk van Israël op om weer teug te keren tot Hem. We hebben het hier nog steeds over de Oud Testamentische situatie, dus met alles wat hoorde bij de Joodse erediensten en wetten. Daarom zegt God hier dat Hij ze zal zegenen, als ze zich weer houden aan de wettische instellingen, zoals Hij die door Mozes aan hen heeft gegeven. Dus om Hem weer opnieuw te eren met hun tienden en hefoffers. Het gaat dus om het gehoorzamen van God, als teken van bekering.

De gemeente van de Heer is echter een heel nieuwe tijd binnen gegaan en is zelfs door de wedergeboorte, vrij gemaakt van de wet. Jezus heeft de wet voor ons vervuld en heeft ons binnen gebracht in de tijd van genade. Hij heeft Zijn wetten door de wedergeboorte, in ons hart geschreven en als we echt wedergeboren zijn, dan zullen we ook de vrucht van de Geest voortbrengen (Gal.5:22). Zo geeft God Zijn zegeningen wel aan ons, maar niet meer op basis van onze tienden of enig ander offer van ons, maar op basis van het offer van Jezus op Golgotha. (lees ook Rom. 6:14).

Onze offers, hoe zit dat dan?
In het Nieuwe Testament worden we als gemeente in de eerste plaats opgeroepen om geestelijke offers te brengen, namelijk onze lofoffers en uitingen van dankbaarheid aan de Heer (Lees 1 Petr.2:5). Deze offers zijn als een lieflijke geur voor God, Hij verlangt er dus intens naar. Maar ook hier, als we de Heer prijzen, gaat het niet in de eerste plaats om de uitingen zelf, maar om de gesteldheid van ons hart.

Zo ook mogen we de Heer in deze tijd van ons bezittingen offeren en Hij belooft ons daarvoor te zullen zegenen. Wat we de Heer brengen, moet echter altijd waardevol voor Hem zijn en dat is het alleen als het een echt offer is. Daarvoor kijkt God dus weer niet eerst naar de grote van ons offer, maar naar ons hart. Het wordt dus pas een offer als we met ons hart geven, dus uit liefde en het ons dus echt iets kost om het te kunnen geven. Want als we iemand liefhebben en we willen hem of haar iets geven, dan gaan we ook niet op zoek naar een waardeloos prul, maar we willen iets geven wat uitdrukking geeft aan onze liefde en genegenheid. Zo is het bij God, pas als we met de goede motivatie geven, zal Hij ons zegenen en ons uit liefde voor ons, ook weer terug geven. Het is dus wederkerig en God is een overvloedige God, Hij is beslist niet gierig. Alleen… zijn overvloedige zegeningen zijn niet altijd alleen in aardse goederen. Maar Hij wil ons ook zegenen in overvloedige blijdschap, vrede, geluk en diepe zalving van de heilige Geest etc.. (Lees Efeze 1: 3)

Geven met de goede motivatie
Laten we dus wel altijd geven vanuit de juiste motivatie, daar zal Hij Zijn zegen over geven. Dat deed bijvoorbeeld die arme weduwe uit Luk. 21:2. Haar gave was in absolute zin niet zo groot, het waren maar twee koperstukjes. Maar ze gaf ze met haar hart. Het was zelfs haar hele levensonderhoud, ze had dus alles voor God over. Dit is het praktische voorbeeld, dat Christus ons voorhoudt. Hij kijkt niet naar de gave op zichzelf, maar Hij kijkt naar de bron, waaruit die gave ontspringt.

Daarom, als ons hart echt bewogen is door de liefde van God, zullen we ook bereid zijn om Zijn werk ruim ondersteunen. Want het is Gods hartsverlangen dat Zijn werk doorgaat en op die manier dragen we ook indirect bij aan de grote zendingsopdracht van Jezus (Marc.16:15). We kunnen bijvoorbeeld niet allemaal uitgaan naar verre plaatsen om mensen te winnen voor Jezus, maar we kunnen het wel voor anderen mogelijk maken door onze offers.

Geen fooi voor God
Ook is het uiteraard goed en Bijbels om uw gemeente, waar u geestelijk gevoed wordt ook te ondersteunen met een ruime maandelijkse financiële bijdrage (lees ook Gal.6:6). En natuurlijk, het werk van God kan onmogelijk voortgaan als er onvoldoende financiële middelen zijn. We moeten beseffen dat onze bijdrage wel als een offer aan de Heer moet zijn en niet een fooi, of iets dergelijks. Bijvoorbeeld het klein geld wat we in een collectecollectebus bus doen voor één of ander goed doel, wanneer die langs onze deur komt. De collecte in een eredienst is absoluut niet hetzelfde als zo'n collecte bus. Natuurlijk, we kunnen ook op andere wijze onze bijdrage geven, maar hoe dan ook is het geven van geld, voor het onderhoud van Gods werk in de gemeente, ook een heilig offeren aan God. We zijn dus niet klaar met een fooi, ondanks dat er voor ons geen wettische norm van tien procent meer is.

Als het niet gaat om tien procent, om hoeveel zou het dan gaan?
Wel feitelijk om alles! Misschien zou u zelfs wel meer dan tien procent kunnen geven? (lees Luc.14:33). Daar schrikt u misschien van. De Heer wil ons helemaal, heel ons leven dus, onze tijd, onze bezittingen. Ja zelfs alles wat we bezitten zou in principe beschikbaar moeten zijn, als God het van ons vraagt. Alles is feitelijk al van Hem (Haggaï 2:9), maar des ondanks wil Hij dat we het uit liefde aan Hem geven en niet uit dwang. Denk er even over na: mag God uw huis, uw auto, uw spaargeld gebruiken, als de Heer u kenbaar zou maken dat Hij dat nodig zou hebben??

Denk ook eens aan de ontmoeting van Jezus met die rijke jongeman. Deze man kwam bij de Jezus en zei dat hij alle geboden onderhield. Zeker gaf hij ook zijn tienden. Hij vroeg Jezus: wat hij moet doen om het eeuwige leven te beërven? Lees Luc.18:22 En Jezus antwoordde hem "Verkoop al wat u hebt en deel het uit onder de armen en u zult een schat hebben in de hemel. En kom dan en volg Mij ". Natuurlijk vraagt God niet van ons allemaal, om alles maar te gaan verkopen en verder arm gaan leven. Het wordt natuurlijk anders als we vast zitten aan onze rijkdom, als een soort afgod. Want dan staat het onze relatie met de Heer in de weg.

Rijk worden door tiende geven, kan dat wel?
Bij alles wat we aan God geven, gaat het dus altijd om de gesteldheid van ons hart en niet in de eerste plaats om wat wij terug zullen ontvangen. Aan de andere kant beloofd God ons wel, om ons overvloedig te zegenen als we Hem willen geven en dus niet alles alleen maar voor ons zelf willen houden. Lees daarvoor 2 Kor.9:6, 7

Wie karig zaait, zal ook karig oogsten; en wie zegenrijk zaait, zal ook zegenrijk oogsten. Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.

Deze tekst wordt vaak gebruikt om mensen aan te moedigen, om maar steeds meer geld te geven, want ze krijgen hiervoor toch steeds meer terug. Je zou dit misschien uit deze tekst zo kunnen begrijpen, maar…en dat vergeet men vaak, dit is beslist de verkeerde motivatie om iets aan God te geven. Natuurlijk kan God ons rijk zegenen en vaak ook in aardse goederen, maar daar gaat het de Heer niet in de eerste plaats om. Integendeel, Jezus waarschuwt juist dat we niet de mammon en God tegelijk kunnen dienen. Als christenen moeten wij onze schatten juist verzamelen in de hemel en niet op de aarde. De uitleg dat God Zijn vensters zal openen, in de zin dat we rijk worden aan aardse goederen, omdat we tiende betalen is een verkeerde uitleg.

Natuurlijk zijn er die door de Heer zo overvloedig gezegend zijn in materiele goederen, dat ze rijk geworden zijn. Daar is helemaal niets mis mee. Alleen Hij doet dat niet opdat we daardoor nog meer voor ons zelf zouden leven. Maar Hij doet dat speciaal, opdat we instaat zullen zijn om anderen te zegenen met onze goederen en in het bijzonder Zijn werk meer te kunnen gedenken.

HH

Advies nodig? Mail ons gerust (zie contact), we gaan er discreet mee om en u krijgt altijd binnen twee dagen antwoord.